Het adagium "het persoonlijke is politiek" in een notendop

Een aantal jaren geleden, toen we naarstig onderzoek deden naar een geschikte middelbare school voor mijn dochter, kwamen we tijdens een open dag op een niet nader te benoemen school, terecht in het economielokaal.
Als niet-economie-mens vind ik dat er zekere waarschuwingsbordjes hadden kunnen staan, zodat niets vermoedende mensen niet direct met een slecht gevoel (en dat is mild uitgedrukt, want na het bezoekje economie, was het enige antwoord op de vraag “En? Wat vond je van deze school?” wat ik kon uitten “Ja, leuk... Een soort Nazi-werkkamp, niet?”) het pand in allerijl verlaten.

In ieder geval, de docent (Kampbeul Eerste Klas, divisie Fabeldieren) kon met een dusdanig enthousiasme (welke ik het laatst zag bij de beelden van de menigte wie de executie van Saddam Hussein aanschouwde) verkondigen hoe ongelooflijk leuk (jeukwoord alarm!) het vak economie zou zijn. En, belangrijker nog, hoe ontzettend belangrijk. Mijn vraag of ook onderricht ging worden hoe economie de gehele wereld en het denken van de mens heeft vernietigd, bleef onbeantwoord.

Recent sprak ik een politicus. Zo’n echte. Zo’n door Tip de Bruin gestylde idioot (uiteraard op kosten van de Staat—zowel het Tip de Bruin deel als het idioot zijn) wiens portefeuille bestaat uit het hanteren van (hoogstwaarschijnlijk fictieve) geldbedragen (uit een hoge dosis nog fictievere fondsen) met zoveel nullen voor de komma, dat deze niet eens meer uitgesproken kunnen worden.
Hij vond mij een anarchist. Wat ik bijzonder vind. Ik gaf een beetje over in mijn mond, slikte het snel weer door en luisterde aandachtig naar de woorden, welke op een monotoon toontje op politieke snelheid mijn kant op kwamen drijven. Zijn redenatie: “Kijk,” zei hij. “Je bent ongevoelig voor macht en je hebt geen interesse in geld. Dat is de definitie van anarchisme.” Voor een politicus waarschijnlijk wel, ja. Voor het gewone volk ligt het allemaal een tikkeltje meer complex.

Anarchisme (een uit het Oudgrieks stammend woord, t.w. į¼„Ī½Ī±ĻĻ‡ĪæĻ‚, oftewel anarchos, wat je terug kunt brengen naar de samentrekking “į¼€” of "geen" en “į¼€ĻĻ‡ĻŒĻ‚” of "heerser") is het streven naar een situatie of samenleving waarin mensen zonder een hogere macht of autoriteit leven (en dat is dus een “anarchie”). Het is de verzameling denkwijzen die terug te brengen is tot de gedachte dat een individu op geen enkele manier een ondergeschiktheid ƔƔn of vĆ”n iets of iemand erkent. In de omgangstaal wordt de term anarchie als samenleving vaak verward met een andere betekenis van het begrip anarchie, namelijk chaos of wanorde/verwarring. Met de term sociaal-anarchisme tracht men die verwarring tegen te gaan.
Als politieke stroming is de moderne anarchistische beweging rond 1860 ontstaan als een afsplitsing van het socialisme. Het belangrijkste verschil tussen beide stromingen is dat het anarchisme ook na de revolutie iedere vorm van centraal gezag afwijst. Wel zijn veel anarchistische stromingen het erover eens dat de productiemiddelen collectief bezit behoren te zijn.
Volgens anarchisten leidt elke vorm van gezag tot onderdrukking en is het beter om een bestuur in de vorm van kleine autonome gemeenschappen te hebben. Deze functioneren op basis van vrije associatie en gelijkheid van de deelnemers. Voorbeelden hiervan zijn grassroots- en basisdemocratieƫn zoals die bijvoorbeeld terug te vinden zijn in de manier van organiseren van actiekampen, acties of bijeenkomsten bij antiglobalistische protesten. Hier geldt besluitvorming bij consensus, organisatie in basisgroepen en autonomie van deelnemers als leidraad.
Vanwege de nadruk op de vrije associatie van individuen wordt persoonlijke bewustwording door veel anarchisten belangrijk gevonden. Een anarchistisch adagium is dan ook "het persoonlijke is politiek".

Ik kan me hierin vinden, maar of ik ook daadwerkelijk een uitvoerder van bovenstaande ben, valt nog te bezien. Desalniettemin, ik raakte geĆÆrriteerd.
“Ieder weldenkend mens zou geen interesse in geld moeten hebben,” was mijn verdediging. “Economie heeft zo’n beetje alles uitgeroeid. Ik denk dat als economie niet meer zou bestaan, de CO2 uitstoot tot een absolute nul gereduceerd kan worden.” See the ball, be the ball.
“Interessant, interessant, interessant,” zei hij, op zo’n vrome manier, welke alleen uit de mond van een politicus kan komen. Bovendien, hoe wat ik zei drie keer interessant kan zijn, weet ik nog steeds niet. “Ik denk dat de banken...” probeerde hij een valse duit in het zakje van de conversatie te doen.
“De banken?” onderbrak ik hem. “Banken zijn het Kwaad Incarnate. Ik zal niet zeggen vroeger was alles beter, want dat vind ik de weg van de minste weerstand, maar de banken—en daarmee de hele economie—zijn het summum van hoe het niet moet, lijkt me.”
“Interessant, interessant, interessant...” Het bleef driemaal interessant, dus ik kreeg het idee dat de man in kwestie het helemaal niet interessant vond.
“Kijk, vroeger had een bank een stapel goud en dat was de waarde van de bank. Ze konden van alles met die stapel doen, als ze er maar voor zorgden dat als iemand zijn goud of geld terug wilde, ze dat dan ook gewoon konden teruggeven. En 1+1 is nog altijd 2. Toen kwam het investeren in zwang. In vroegere dagen was dat nog redelijk overzichtelijk. De bank kocht een stuk land. Dat was een investering. Of een gebouw. In ieder geval werd er geĆÆnvesteerd in iets tastbaars. Wat doet een bank nu? Nu investeren ze in ontastbare zaken. Een bank kan nu zeggen ‘Wij investeren Uw geld in een steen op Pluto. U kunt ons vertrouwen dat dit goed komt. Kijk, we kunnen er nu misschien niet bij, of die ene steen waar Uw geld inzit even taggen of markeren, maar geloof ons, over vierhonderd jaar, als er een soort busverbinding tussen Aarde en Pluto bestaat, en geloof ons, die gaat er komen, want hier investeren wij ook in, maar in ieder geval, over vierhonderd jaar, dan kunnen we zeggen ‘deze steen is mogelijk gemaakt door U en Uw geld en deze steen is nu miljoenen waard’. Wie wilt dat nu niet? Daarom is het verstandig om nu te investeren in stenen op Pluto. U krijgt deze pen cadeau. Ik zeg win-winsituatie.’ Dit is wat er gebeurd. Ik begrijp gewoon niet dat mensen dit niet zien. Ik denk aan dit soort dingen als ik uien sta te snijden ofzo. Het is niet zo dat ik uren naar mijn muur zit te staren en dan opeens Ć  la Eureka opspring.”
“Jouw partner is toch boekhouder, of heb ik dat verkeerd begrepen?” De hoeveelheid informatie waar politici, bloemisten en kappers mee rondlopen is beangstigend en grenst aan een vorm van mind-fuck terrorisme.
“Mijn partner is inderdaad boekhouder, een verdomd goed boekhouder zelfs, en mijn advocaat zou Hitler nog kunnen vrijpleiten, maar dat betekent niet dat ik naar hun voorbeeld handel.” Zoals het een goed politicus verstaat, kreeg ik het idee dat hij niet te vermurwen was. Ik kreeg een duidelijke vibe dat hij pal achter het programma van zijn partij stond en elk tegenaanbod weg wuifde. Economie, economie, economie. Interessant, interessant, interessant? Neen, neen, neen! Mijn irritatie-level kroop naar een nieuwe, nog te pionieren hoogte. Ik voelde een adertje kloppen in mijn linkerslaap. Met de impact van een op hol geslagen beuk. Maar misschien kwam dat door de slechte wijn, welke ik op dat moment dronk.

Ik vind dan ook dat politici, economen, sommige artsen, extreem rechtsdenkende idioten wie niets anders kunnen janken dan ik wil me land terug—het hypergrote deel van de wereldbevolking dus—nooit hun huis mogen verlaten zonder een Bullshit Bag. Als ze dan een dwang voelen opborrelen om over hun eenzijdige, geĆÆndoctrineerde “mening” (zeer grote aanhalingstekens) te gaan bomen met toevallige passanten, dan kunnen ze eerst even in een hoekje gaan staan—meestal zo’n hoekje waar ook de ficus staat te verpieteren—de zak onder hun kin positioneren en al die onzin opvangen voordat het—ongevraagd—de openbare ruimte in gelanceerd wordt. Luister, mensen, het is Ć³f de Bullshit Bag, Ć³f een persoonlijke belastingverhoging voor het bevuilen van de openbare ruimte. Wie heeft dat op zijn programma?

“Misschien kunnen we het over iets anders hebben,” zei hij, wat mijn stelling over hem alleen nog maar meer bevestigde—en dan bedoel ik de stelling over de politicus, en niet over de wijn. “Ik ben recentelijk...” (ook al zo’n jeukwoord) “... begonnen met een cursus macrofotografie.”
“Oh, dat is leuk,” zei ik. “Kan er eindelijk eens een behoorlijke foto van je lul worden genomen...”

Comments

Popular Posts