alle respect voor mensen wie een oh-dit-is-het-veiligste-slot-dat-we-hebben binnen dertig seconden doorgeknipt hebben en zonder enige moeite je fiets jatten


Ik was in een fietsenstalling. Soms kun je dat niet voorkomen.

Ik stond, als een gemiddeld persoon, te worstelen met een kettingslot, welke helaas in een bewaakte, overdekte fietsenstalling nog steeds nodig is. Een fiets zonder slot is nog steeds een gewild object om zomaar even mee te nemen. Zonder vragen enzo. Zonder een briefje achter te laten enzo. 

De tijd dat je je eigen fiets bij een junkie op het Centraal Station van Amsterdam terug kon kopen ligt ver achter ons. Wat best jammer is. Want eigenlijk—welbeschouwd—was dat een premature vorm van het nu sociaal geaccepteerde crowdfunding. Bovendien sponsorde je niet alleen de junk en kreeg je je eigen fiets weer terug, je wist ook nog eens tot op de laatste cent, hoe duur de heroïne op dat moment was. Was de prijs hoger dan twee weken eerder, dan wist je dat er weer een zending uit Afghanistan was onderschept. En dat is altijd een leuk gespreksonderwerp als je bijvoorbeeld weer eens op bezoek moest bij je grootouders.

Een andere bonus was, dat je na verloop van tijd bevriend raakte met de junk—en de wereld heeft nu eenmaal vriendschappen nodig. Op een gegeven moment liep je langs of naar het CS en werd je geroepen door de doorrookte stem van die ene junk—jouw junk, want je sponsorde de goede man/vrouw. “Hey Jean,” klonk het dan over het plein, terwijl Lijn 9 piepend, krakend en bellend voorbijreed. “Zoek je je fiets? Ik heb hem hier, hoor!” Dan trok je weer 25 gulden—of als er eens een keer niet een zending onderschept was bij de Duitse grens, een tientje—en kreeg je je fiets terug. En er was helemaal niets mis met je fiets. Goed, het slot was doorgeknipt of gezaagd. Maar verder zag hij er nog precies zo uit, als dat je hem achtergelaten had. Dat kun je van de bewaakte, van videocamera’s voorziene fietsenstallingen anno nu niet zeggen. Bovendien, een nieuw slot kocht je voor vijf gulden op het Waterlooplein.

Daarnaast, heb ik—nu meer dan ooit tevoren—absoluut bewondering voor mensen wie een kettingslot kunnen forceren of doorknippen. Een paar jaar geleden werd Partner met bruut geweld beroofd op het station. Of: er was een poging toe. Met zekere kracht werd geprobeerd haar tas uit haar hand te trekken. Conclusie: sleutel van het kettingslot weg. En een reservesleutel? Weet jij na een paar jaar waar die ligt? Nee, wij dus ook niet. Dus was er geen mogelijkheid om de fiets van het station naar huis te krijgen. Bij aangifte bij de politie werd dan ook—door de-politie-is-je-beste-vriend—geopperd om het slot dan gewoon maar door te knippen.

Enig idee wat daar allemaal voor nodig is? Ten eerste heb je al een betonschaar nodig. Ik weet niet hoe dat met de rest van de wereld zit, maar een betonschaar zit niet standaard in mijn huis-tuin-en-keuken-middelen-pakket welke ik met zorg bij elkaar heb gesprokkeld bij Hema’s, Blokkers en Actions. Dus allereerst moet je dan je hele vrienden- en familiebestand afbellen. En geloof me: ook bij 99,999999999999999% van hen zit een betonschaar niet standaard in het huis-tuin-en-keuken-middelen-pakket welke met zorg bij elkaar is gesprokkeld bij Hema’s, Blokkers en Actions. Als je eenmaal dat ding hebt, dan is het ondertussen alweer donker buiten. Maar goed, in het donker—uiteraard gebeuren dit soort dingen alleen als het koud en grijs buiten is, zo rond de min twee—gevoelstemperatuur op min dertig—en minuten voor het KNMI een code rood afgeeft—met dat ding naar het station. Ik had voor het gemak even mijn moeder meegenomen—beweegredenen daarvoor zijn mij nu onduidelijk. Ik heb er anderhalf uur over gedaan om het slot door te krijgen. Uiteraard kwam de-politie-is-je-beste-vriend ook nog even langs, want dit-ziet-er-verdacht-veel-uit-als-poging-tot-diefstal. Natuurlijk! Ze waren in dat anderhalf uur al vierentwintig keer langsgereden (mijn moeder: “KUT! Heb je die tyfus-juten ook nog! Waarom ik? Schiet toch eens op! Hoe moeilijk kan het zijn? Laat mij maar.” Ik: “Mam, laat los! Ik doe het!”), je kunt mij niet wijsmaken dat ik er met die eindeloze worsteling in het bijzijn van een zestigjarige als een professioneel fietsendief uitzag. Of op zijn minst als een thrill seeker.

Nee, alle respect voor mensen wie een oh-dit-is-het-veiligste-slot-dat-we-hebben binnen dertig seconden doorgeknipt hebben en zonder enige moeite je fiets jatten.

Na enkele maanden—als de vriendschap met jouw junk echt geklonken was—nam je niet eens meer de moeite om op het Waterlooplein een nieuw slot te kopen. Je gaf je fiets gewoon meteen aan de junk om hem na werktijd voor een tientje weer op te halen. Dit werd natuurlijk gespot door geldwolven en binnen no time kregen we de bewaakte fietsenstallingen. Abonnementen; de hele mikmak. En fietsen welke buiten de "veilige" video-camera-zone stonden in diezelfde oh-zo-veilige-fietsenstalling (“Wij zijn niet verantwoordelijk voor eventuele opgelopen schade”) werden gesloopt. Thrill seeking to the max! Het is altijd leuk om na een dag van besprekingen en zeiken en zaniken je fiets met twee dubbelgevouwen wielen terug te vinden. Jat mijn fiets dan een beetje behoorlijk, gefrustreerde kut-puber!

In ieder geval, ik stond dus in een fietsenstalling te worstelen met een kettingslot. Zo’n door de fietsenbond (waarom bestaat dit?) goedgekeurd onding, waar je helemaal niets mee kunt.

Er kwam een bekende langs. Nu had ik op dat moment al een aantal koppen koffie op en meende dat ik op algemeen sociaal geaccepteerd gebied redelijk kon meedraaien. De drang om te moorden voor een betere wereld had ik veilig ondergedompeld in de door mij uit opgedane ervaring voorgeschreven hoeveelheid cafeïne.

“Hey,” zei ik. “Hoe gaat het?”
“Met mij gaat het goed,” zei de persoon in kwestie. “Hoe is het met jullie?”

Goed, ik ben sociaal gezien niet altijd op mijn sterkst. Ik betrek sommige woorden misschien iets te veel op mijzelf. Ik hoor overal verborgen boodschappen. Ook als die er niet zijn.
Ik rechtte mijn rug. Het kettingslot sloeg vervelend tegen mijn been.

“Jullie?” zei ik, zeer geïrriteerd. “Jullie? Ik weet dat ik na de afgelopen feestdagen een beetje ben aangekomen, maar om me dan meteen met ‘jullie’ aan te spreken.”

Hij keek me niet-begrijpend aan. Het moment dat mijn kettingslot zijn voortanden raakte heeft hij waarschijnlijk ook niet bewust meegemaakt.

Comments

Popular Posts